Ik had het niet moeten doen, ik had er niet aan moeten beginnen. Ik meende dat ik een struik wou verplanten, en had een gat gegraven waarin die zou moeten komen. Als ik na een kwartier terug kom met de struik ligt er een dik wit beest in het gegraven gat. Waar ben ik aan begonnen,
Het is een larve van de meikever, engerling genaamd. Jaren lang leidt zo'n dier een verborgen leven onder de grond, en bij toeval zoals nu krijg je er eens een te zien. Maar ik heb daarbij wel zijn gangenstelsel vernield, en dat vind ik jammer. Die struik had even goed ergens anders kunnen staan, maar hoe kon ik weten dat dit dier hier net in de grond zat, en waarschijnlijk wel een paar jaar, want het is al een dikke. En wat doet hij daar onder de grond, juist op ons kleine erf. Vreten, vreten en nog eens vreten van de wortels van het gras en andere gewassen. Vreten tot hij dik wordt, op zijn minst drie jaar lang, maar het kunnen er ook vijf zijn. Dat hangt af van het klimaat, maar ook factoren als voedselaanbod en bodemgesteldheid. Het eitje waaruit deze engerling is gekropen is door de vrouwtjeskever in het voorjaar in de grond gelegd. Hieruit heeft deze dikke engerling zich als kleine larve bevrijdt en is begonnen te vreten aan de wortels van verschillende gewassen. Zijn kaken zijn sterk, dat moet ook om de taaie wortels aan te kunnen. Ook het verteren van die wortels is moeilijk, maar daar heeft de natuur een oplossing voor gezocht voor deze dieren. Ze hebben een verwijdde darm, kijk eens naar dat grote zakvormige, ivoorkleurige lichaam. Hierin huizen grote aantallen bacteriën die plantenweefsels voor het grootste deel kunnen omzetten in verteerbare voeding. Ze hebben zes poten, gelijk als ook de volwassen kevers waarmee ze goed kunnen graven, maar ook de plantenwortels vast kunnen houden. Ogen hebben ze niet, zijn ze ook niet nodig, want onder de grond is het toch donker. Die krijgen ze later wel als ze als volwassen kever het duistere hol verlaten. Verblijven de engerlingen in de bovenste lagen van de grond waar voor hen zich het meeste voedsel, de wortels bevinden, tegen de winter graven ze zich in tot een diepte van soms wel 40 cm, en nemen gedurende enkele maanden een rustperiode. Wanneer ze na een paar jaar voldoende energie opgedaan hebben gaan ze zich in de zomer verpoppen, waar aan het begin van de herfst de volwassen kever uit komt. Deze blijft in de grond tot midden april of mei om dan uit te vliegen naar loofbomen, vooral eiken, waar ze van de bladeren eten. Dan keren ze terug naar het veld om rond de 30 eitjes te leggen op een diepte wat wel 40 cm kan zijn. Hierna keren ze terug naar loofbomen om weer te eten, energie op te doen. Weer leggen ze dan eitjes in de grond, maar nu zo rond de 20. Datzelfde herhaalt zich nogmaals, maar dan worden er weer minder eitjes gelegd. Dan is de cirkel rond, en hebben ze voldaan aan hun plicht, het voortbestaan van de soort. Dan gaan de kevers dood.
In vroeger jaren kwamen Meikevers in grote aantallen voor, maar ze zijn met insecticiden op grove wijze bestreden. Vraag dan niet wat daar mee aan andere insecten, maar ook aan vogel en diersoorten ten gronde is gegaan. Indianenverhalen staan beschreven over deze kevers. Dat ze bij trossen aan loofbomen hingen. Dat ze bij emmers vol te verzamelen waren, en dat de engerlingen zo massaal onder grond tekeer gingen en ondermijnden dat de zode geel en verdord opgerold kon worden. Zou dat niet wat overdreven zijn, ik was er niet bij. Door de massale bestrijding van toen is de meikever nu zeldzaam geworden. Maar ik ben blij met mijn engerling, maar wat moet ik er mee nadat ik er een paar foto's van heb gemaakt. Hij moet de vrijheid weer krijgen, maar ik kan hem niet in een gat leggen en een schop aarde er op doen. Ik leg hem op de zachte bewerkte grond aan de rand van de tuin vlak bij het grasveld met een doos er over. Stel je voor dat een vogel zich er aan zou vergrijpen. Als ik een kwartier later ga kijken is hij verdwenen, een holletje bewijst waarheen. Zo loopt het met deze engerling nog goed af.
En zo zie je dat er op eigen erf veel, heel veel leeft, groeit en bloeit. In het voorjaar en begin van de zomer zie je tijdens het werken in de tuin gewoon op de grond vaak hele kleine vuurrode spinnetjes lopen. Zo klein dat je ze met het blote oog niet goed kunt bekijken. Daar moet dan een vergrootglas aan te pas komen. En als je dan goed kijkt, dat hele kleine beestje, alles zit er aan. Dan staat mijn gereedschap stil, dan moet ik kijken. Nee, ik ben geen tuinman. Ik observeer. En als je goed kijkt heeft dat rode spinnetje acht poten, en een insekt heeft er slechts zes. De benaming rode spinmijt komt er dicht bij, het is namelijk een mijt. De ware naam is fluweelmijt, en het is ook nog een vleeseter. Het is een van de duizenden soorten die we kennen, en die er meer zijn dan we denken. Duizenden mijten wonen samen met ons in ons huis, en nog veel meer delen met ons, ons erf. Maar je ziet ze niet omdat ze zo klein zijn. En last bezorgen, een enkele wel, maar verreweg de meeste niet. Het meest vallen de fel rode op, vooral als ze een licht gekleurde bloem massaal bevolken. En is dat dan ook niet een schitterend gezicht? Het kleine leven, maar ook het leven onder de grond is bijzonder mooi en interessant, en het hoort er allemaal bij wat we in één woord natuur noemen.
«« terug naar overzicht | « vorige column | volgende column » |