Daar moet ik bij zijn, een zonnige dag, vlinders, rupsen, kevers en bloemen, zomerse natuur, dan moet je mooi weer hebben. Niet dat ik zo van de felle zon houd, vooral niet als ik foto's wil maken, want dan krijg je van die te contrastrijke foto's. Nee, een gewone zomerse dag met mooie wolken aan de hemel.
Ik zal naar een heidegebied gaan. Ik wil de zon zien opkomen boven een heideveld met wat bomen en struiken, misschien ook nog Jeneverbes. Maar dan moet ik wel vroeg in de morgen zijn, over enkele dagen hebben we de langste dag al. Wat gaat de tijd toch snel, we zijn al bijna weer op de helft van het jaar. De langste dag van het jaar, nou ja wel alleen op het noordelijk halfrond. In het verre zuiden zitten ze nu in de winter. Daar hebben ze nu de kortste dagen en de langste nachten. Waarom hebben ze onze aarde niet zo laten draaien dat de zon altijd boven de evenaar zou staan, dan zou het licht altijd even eerlijk verdeeld zijn geweest. Maar dan had je in het hoge noorden en zuiden ook geen midzomernachten gehad zoals nu, en die zijn juist zo mooi. Nooit meegemaakt? Ga daar toch eens heen, overigens stikt het er dan wel van de muskieten. Dan is het daar een poos dag en nacht licht en staat de zon er dagelijks 24 uur lang aan de hemel. Dan hoefden onze trekvogels die lange gevaarlijke reizen ook niet meer te maken. Maar we zouden de seizoenen ook missen. En juist die afwisseling is zo mooi. Nee, laat onze aarde toch maar rond draaien zoals hij dat nu doet. Al het leven om ons heen en ook wij, zijn er aan gewend. Wie dat toch wil ervaren zou naar Mercurius moeten gaan. Deze planeet heeft een bijna verticale rotatie, daar zijn geen seizoenen. Een dag zoals wij die gewend zijn, duurt daar bijna 59 dagen en een jaar 88 dagen. Maar het is er vreselijk koud, maar ook vreselijk heet. Venus doet het nog gekker, daar is een Venusdag langer dan een Venusjaar. Ja, u leest het goed, het is zo.
Vroeg op dus. De nachten worden toch in deze tijd al niet meer helemaal duister, vooral als de lucht helder is. Om half vier vertrek ik. In het noordoosten kleurt de hemel donkerroze. Langzaam, heel langzaam wordt die plek steeds groter en lichter. Er hangt een lage nevel over het veld. Huizen en bomen zie ik er voor de helft bovenuit steken. Het is een betoverend gezicht. Thuis was de temperatuur twaalf graden. Maar als ik op mijn beoogde heideveld aankom, is het daar slechts vijf graden. Nog een veel groter stuk aan de hemel is nu roze gekleurd, tot uiteindelijk de zon als een grote rode bol aan de hemel komt. Hoe hoger hij stijgt, hoe lichter het roze en hoe feller het licht wordt. En daar is hij dan, onze onuitputtelijke bron van energie die ons niet alleen warmte brengt, maar ook door zijn onuitputtelijke bron van energie ons het leven schenkt. Maar eens zal het tijdstip komen dat hij de brui er aan geeft. Wetenschappers hebben berekend dat het einde zal zijn, dat hij explodeert en onze aarde in zijn ondergang mee zal nemen. Maar dat zal vast nog wel vijf miljard jaar duren, misschien wel tien of nog meer. Dan zal het mensdom vast niet meer bestaan. Al lang uitgestorven zijn. Ik denk zo vaak, waar bouwen wij aan, waarom als het toch vergankelijk is, als alles eens zal vergaan. Het wordt lichter op mijn heideveld, de nevel trekt op. En nu zie ik tientallen, nee honderden spinnenwebben zwaar behangen met fijne drupjes nevel tussen de struiken hei, hoog gras, bramen en pijpenstrootje. Met het stijgen van de zon is dat een betoverend gezicht. Maar dat is niet van lange duur. De zonnestralen worden warmer, de kleine waterdrupjes verdampen, en de spinnenwebben zijn verdwenen. Dat is het begin voor mijn voettocht over de hei. Ik maak een kop koffie - mijn vrouw heeft me een stuk lekkere koek meegegeven - ik pak mijn rugzak in en vertrek.
Het eerste stuk loop ik langs een fietspad. Daarna kom ik op paadjes waar bijna geen mens komt. Ik ben nu alleen op de wereld. Er staat een wilde Akelei in bloei. Zonder bloemen zijn het al mooie pollen, alleen al om die mooie bladeren. En wat zijn die bloemen toch mooi, met hun vreemde vormen. Soms zijn ze donker hemelsblauw, deze zijn licht paarsblauw. Kleuren laten zich echter moeilijk omschrijven. Hier staan meerdere pollen, ook enkele zonder bloemen. Maar hier vraag ik me toch af, zijn dit wel echte wilde planten, zijn ze niet verwilderd. Zo staat het ook in de flora: vaak verwilderd. Maar wie zal het in zijn hoofd krijgen om zulke planten uit te zaaien op een heideveld? In de buurt wonen ook geen mensen. Het is geen zaad wat door de wind verspreid kan worden. Het is wel wat kleverig, het zou best over verspreidt kunnen zijn door dieren of vogels. Van oorsprong komt Akelei wel in het zuiden van ons land voor, ook wel in Duitsland.
Later zie ik een dikke, behaarde rups over het schelpenpaadje kruipen. Het is een rups van de Drinker. Nee, geen alcoholist, maar een nachtvlinder. Deze vlinder wordt ook wel Rietvink genoemd. Vink - al komt deze rups wel in riet voor - vind ik toch geen toepasselijke naam. Maar drinker is ook een rare naam. Ze drinken van de waterdruppels die op planten zitten, maar ook wel van open water. Het is echt een soort van heidegebieden, open bos en ruige terreinen. Ze houden wel van een vochtige ondergrond. Het is een nachtvlinder, geel met bruin van kleur, die de eitjes op verschillende soorten gras of riet in de loop van de zomer afzet. De jonge rupsjes eten van de voedselplanten, alle mogelijke grassen en riet en gaan dan overwinteren. In het volgende voorjaar gaan ze door met eten en hartje zomer gaan ze zich inspinnen tot een pop aan de stengel van de voedselplant. In juli komen de vlinders uit en kunnen zo weer zorgen voor de volgende generatie voor het volgend jaar. Vandaag zie ik wel vier van die grote donkere rupsen over de schelpenpaden kruipen, waar ze goed opvallen.
Terwijl ik op mijn knieën lig om een foto te maken stopt er een man op een mountainbike uit nieuwsgierigheid bij me. Wat voor beest is dat vraagt hij. Dit is een rups van een nachtvlinder zeg ik en vertel wat over deze soort. Is dat een rups? zegt de man en worden die zo groot? De man vertelt dat hij hier bijna dagelijks langs fietst, maar nog nooit eerder een dergelijk beest gezien heeft. Ik denk bij me zelf, wat zie je dan wel op zo'n fiets met de neus naar de grond gericht. Zelf heb ik geen fiets, mijn auto brengt me waar ik heen wil en loop ik de hele dag. Een eind verder staan aan een pad een aantal Prachtklokjes in bloei. Hoewel de kleur van de bloemen over het algemeen blauw is zoals bijna alle klokjes, zijn deze spierwit. Dat kan volgens de beschrijving, maar ook hier heb ik mijn twijfels of dit wel echte wilde planten zijn. In ons land zijn ze zeer zeldzaam. In Zuid-Limburg zie je ze al wat vaker en verder naar het zuiden nog meer. Maar ik kan toch ook niet geloven dat ze hier op de hei door mensen uitgezaaid zijn. Het zijn er trouwens ook maar enkele. Tegen enkele boswallen aan staat de Hondsroos schitterend in bloei. Mooi zacht roze van kleur. De bloem bloeit maar kort. Snel liggen de mooie bloemblaadjes al weer onder de struik. Maar omdat er veel knoppen in zitten en ze niet allemaal tegelijk in bloei komen - blijft de struik lang mooi. Hondsroos is wel een wilde plant in ons land, maar let wel op de venijnige stekels.
Later vind ik nog een plek tussen de hei waar Steenanjers in bloei staan. Prachtige pollen en het zijn er nogal wat. Zwolse anjers wordt deze soort ook wel genoemd. Ik weet veel meer plekken waar deze soort ook groeit, ook op heidevelden. Maar ik heb altijd het gevoel dat ze er toch niet spontaan gekomen zijn. In Overijssel waar ook de naam Zwolse anjer aan te danken is, komen ze langs enkele stroompjes met zekerheid van natuurlijke oorsprong voor. In de goede Nederlandse gidsen staat ook vaak dat ze in ons land vaak verwilderd voorkomen. Maar het zijn prachtige planten en verwilderd of niet, ze zijn in ons land wettelijk beschermd.
Later zit ik bij mijn auto een kop koffie te drinken en aantekeningen te maken, als er een auto achter me stopt. Een bekend gezicht, hoor ik iemand zeggen. Drie boswachters stappen uit. Twee horen hier thuis, de andere is een gast uit een andere provincie. Ze zijn nieuwsgierig naar wat ik gezien heb. Nu kan ik ook met hen van gedachten wisselen aangaande de planten die ik gevonden heb. Het Prachtklokje. Ook zij weten niet hoe die hier terecht is gekomen. Hoort hier niet thuis, is hun stellige mening. De Akelei, hoewel er meerdere pollen staan, waarschijnlijk ook niet, maar ook zij vragen zich af hoe die hier gekomen is. Van de Zwolse anjer weten ze het niet. Van mij dan de raad aan iedereen: strooi alstublieft geen zaad uit van planten die hier niet in de natuur thuis horen. Hoe mooi die misschien ook kunnen bloeien.
«« terug naar overzicht | « vorige column | volgende column » |