Maar o, wat is dat een mooie tijd in de natuur. Je weet niet waar je eerst en laatst naar moet kijken. De laatste vogels vaarwel toe wensen die vertrekken naar het zuiden. Of de vogels die hun plaatsen hier weer innemen, die komen vanuit verre oorden, uit het noorden en Siberië. Maar ook van IJsland, en enkelen van Groenland.
En al die zaden die zich verspreiden door water en wind. Of zich vast klitten aan de vacht van passerende dieren, aan de veren en poten van vogels, en aan onze kleren. Zo laten die zich meevoeren om elders weer los te laten. En dan heb je het volgend jaar planten in je tuin waarvan je niet weet hoe ze daar zijn gekomen. Immers die stonden er eerder niet, en nu plots wel. Zaden, zaaddozen, peulen bessen en vruchten hebben vaak mooie vormen en kleuren. Bessen in rood, paars, oranje en wit. Neem die van de duindoorn, prachtig oranje, en geliefd en voedzaam voor vogels. Of de vlier, zwart en ook zo geliefd bij vogels. En onze appels, vooral de merel weet ze te vinden. En als je wat kaardebollen of je erf hebt, of je hebt de distels en klissen mooi laten staan, dan heb je grote kans dat putters daar door aangetrokken worden. Vroeger werden deze kleurige vogeltjes vaak distelvinken genoemd, een toepasselijke naam, nu putter. Dat vind ik maar niks. De wetenschappelijke naam luidt Carduelis carduelis, wat zo ongeveer betekent, op distels voorkomende vogels. En dan, als een vogel, dier plant of wat ook maar een naam heeft die voor zich zelf spreekt, waarom moet die dan zonodig veranderd worden. Dat schept verwarring. Het blijft voor mij een distelvink, dat prachtige vogeltje. Maar toegegeven, in de zestiende eeuw werd de naam putter al gebruikt voor deze kleurrijke vogel.
Bladeren verkleuren en vallen af. Wat kunnen die kleuren mooi zijn. Een van de mooiste bomen vind ik wel de beuk. In het voorjaar de mooie frisse groene kleuren van het jonge blad. En nu een kleurpatroon van groen, geel, overgaand in een mengeling van kleuren naar bruin tot ze afvallen. Een deken van gekleurde bladeren bedekt naderhand de bosbodem. En daar kun je dan zo lekker slepend met je schoenen door schoffelen. En je kunt zien dat bomen en struiken zich nu al weer klaar maken voor het volgend voorjaar. O ja, dat zal nog maanden duren, maar aan hazelaar, elzen en berken zijn de katjes al weer te zien. Deze vormen zich in de nazomer, nemen een lange winterrust in acht, en als de tijd er is zijn klaar om te ontluiken.
Herfst, hoogtij voor paddestoelen. Wat een soorten, vormen en kleuren in groot en klein. Wie meent dat paddestoelen alleen maar groeisels zijn van een steel met hoed, met aan de onderkant van die hoed plaatjes, gaatjes of stekels, die komt bedrogen uit. Het is niet te beschrijven hoe vormen en kleurrijk de meer dan drieduizend soorten van ons land wel zijn. Ik zou er ook niet over willen schrijven, maar tonen. Geen letters, maar afbeeldingen in vorm en kleur. Al dat moois wat er groeit aan zwammen in bos en hei, in weiland en berm, van onder de grond tot hoog in de bomen. Ik zou de kleuren willen tonen van wit tot zwart. Geel, groen rood en paars, ja alle kleuren van de regenboog. En dan de kleuren overvloeiend van de een in de ander, en van licht naar donker. Maar ik denk niet dat de redactie het daar mee eens zou zijn. En dan te bedenken hoe nuttig en veelzijdig zwammen zijn. En hoe bijzonder de leefwijze.
Een van de mooisten in ons land is de vliegenzwam, rood met witte stippen. De paddestoel is het vruchtlichaam van de zwamvlok die onder de grond woekert en vele tientallen, zelfs honderden jaren oud kan worden. Het vruchtlichaam produceert de sporen als minuscule stofjes die verspreid moeten worden om elders weer een zwamvlok te vormen, om te zorgen voor het voortbestaan van de soort. Hoe gaat dat want we zien die sporen niet, daar zijn ze te klein voor. Laten we het bij de vliegenzwam houden. Onder de hoed zitten plaatjes. Deze hebben als functie om de oppervlakte van de hoed groter te maken. Onder de hoed zit een vlies, het kiemvlies, en dat is helemaal om de plaatjes heen gegroeid. Op dat vlies zitten kleine uitstulpingen waar de sporen kiemen, en kleine buisjes waarmee ze als het ware weg worden geschoten. Jawel, in die kleine ruimte tussen de plaatjes worden ze weg geschoten en dwarrelen naar beneden. Wij vinden een mug maar klein, en een olifant groot. Maar in de natuur bestaat groot en klein niet zoals wij dat beleven. Een gezonde vliegenzwam kan per vierkante centimeter tweehonderd vijftigduizend, en per vruchtlichaam twee miljard sporen wegschieten. Wie heeft dat ooit geteld? Veel van die sporen worden door de wind meegenomen, en verspreid. Maar ook een veelvoud van wat weg waait komt niet verder dan de naaste omgeving. We kunnen het zien, vooral als het witte sporen betreft. Gras en bladeren die onder de paddestoel liggen of groeien zijn soms bedekt met een wit laagje poeder. Dat zijn dan duizenden, zo niet miljoenen sporen die niet verder zijn gekomen. En dan te bedenken dat een zo'n spore gemiddeld maar enkele tienduizendste millimeters groot zijn. En dan het wondere. Als je die kleine sporen onder een microscoop hebt liggen, en je bekijkt ze met aandacht, is er kans dat je beestjes ziet lopen die ook niet groter zijn, en waar ook alles aan zit. Compleet levende wezentjes. Zij zullen in hun visie de sporen misschien als grote keien beoordelen. Ik zei het toch al, in de natuur bestaat groot en klein niet. Maar bijzonder, en hoogst interessant is het, het magische, het wondere bestaan van de zwammen met alles er omheen. Geniet van de herfst zo lang het kan
«« terug naar overzicht | « vorige column | volgende column » |