Als ik op een vroege morgen in een natuurgebied van 'It Fryske Gea' wandel en over een bruggetje loop met aan beide kanten riet en veel waterplanten, valt mijn oog op het nest van een Meerkoet. En het nest is niet onbewoond. Maar het lijkt me geen Meerkoet die er op zit. Wat het wel is kan ik door de overvloed van bewegend riet niet goed zien. Mijn eerste gedachten gaan uit naar een Muskusrat. Maar nee, dat is het toch niet. Nog iets beter kijken. Het blijkt een moerasschildpad te zijn, met een lengte van ongeveer 25 cm lang.
Wat gaat er dan door je heen? Een dergelijk ontmoeting is natuurlijk prachtig. Alleen had ik het mooier gevonden, als het in de Everglades zou zijn geweest. Niet hier. Ik heb medelijden met het beest, hij hoort hier niet. Hoe schadelijk de schildpad is voor onze inheemse natuur weet ik niet, maar ik ben er van overtuigd dat een loslopende kat meer schade aanricht. In elk geval heeft deze schildpad het nest van een meerkoet gekraakt, geruïneerd. Toen ik probeerde om wat dichter bij te komen en het riet voorzichtig wat aan kant trok om beter te kunnen zien, was hij in een mum van tijd verdwenen. Daar lag het verlaten nest van de meerkoet. Vreemd, toen het riet door de wind werd bewogen bleef de schildpad rustig zitten en nu ik het riet heel voorzichtig uiteen duw, is het dier zo verdwenen. Het was een uurtje later toen ik er weer langs de plek kwam. De schildpad had het nest al weer in beslag genomen. Door het eerder aan kant geschoven riet kon ik hem nu beter zien. Eigenlijk zou je zo'n beest uit dit natuurgebied moeten verwijderen. Maar ik zou niet weten hoe je een dergelijk beest in een modderige veenpoel met veel riet zou moeten vangen. Maar ik zou er ook niet aan beginnen, want wat moet je er dan mee? Het gaat om een beest wat gedumpt is. Mogelijk omdat er te veel waren en misschien te groot werden, of misschien was men er op uitgekeken. Maar hoe het dan wel moet, weet ik ook niet. Of eigenlijk wel. Een waterdicht verbod op invoer en verkoop van alle uitheemse diersoorten. En laat de schildpadden die nu onze natuurgebieden bevolken, een natuurlijke dood sterven, al zal dat jaren duren. En hoe moet het dan met de Nijlgans, Zwarte zwaan, Muskusrat? Er zijn zoveel exoten die hier niet horen, maar er wel zijn. Maar daarvoor is een regel. Als blijkt dat ze zich hier kunnen handhaven, dat ze er dan na verloop van tijd gewoon bijhoren. De Romeinen hebben het Wilde konijn hier toch ook al gebracht, en de Fazant en de Kamperfoelie. En daar klagen we nu toch ook niet meer over? Die horen er nu ook gewoon bij.
Ik loop op een zandpad in een heidegebied, ook van It Fryske Gea. Wat staat de heide er dit jaar prachtig bij. Frisse planten - struikjes zijn het eigenlijk - en de kleur is o zo mooi. Dit komt door de vele regen die we in de loop van de zomer hebben gehad. Ook de Kraaiheide is diepgroen en mooi dicht begroeid. Bomen en struiken zitten ook volop in het blad. Zo mooi heb ik in jaren een heideveld niet gezien en het schijnt in het hele land zo te zijn.
Ik loop over een zandpad. Het is een aantal dagen droog geweest en daardoor is het zand ook uitgedroogd. Af en toe vind ik op dat mulle zand een dode naaktslak. En met elkaar zijn dat er verscheidene. Ze hebben dus niet door het fijne droge zand kunnen komen en zijn als een woestijnreiziger van droogte en ellende omgekomen. En hier betrap ik ook een kraker. Verscheidene van de dode slakken zijn aangevreten, maar bij één ontdek ik in de zijkant een gat en als ik naar binnen kijk zit daar een Doodgraver in, een kever dus. Dit heb ik nog nooit eerder gezien, niet alleen een doodgraver in een slak, maar zoveel dode slakken bij elkaar en allemaal van de zelfde soort. Er zijn verschillende soorten naaktslakken in ons land. Het gaat hier om de Wegslak. Deze slakken zijn misschien het best bekend als de grote zwarte slakken die van de slaplanten snoepen, maar ze zijn ook wel bruin, geelbruin, oranjebruin en zelfs rood. Waarschijnlijk heeft de kleur ook te maken met de streek waar ze voor komen. Zo we eens jaar op jaar steeds in het zelfde gebied waar we steeds de rode Grote wegslak vonden. Ze worden omschreven als zeer groot, van tien tot vijftien, zelfs tot twintig centimeter. Zo groot heb ik ze echter nog nooit gezien. Eens op een regenachtige dag ben ik met een meetlatje naar buiten gegaan en heb ons eigen erf de lengte van een aantal grote slakken genomen. Deze hadden een lengte tot dertien en een halve centimeter.
Ik hoorde van iemand dat er van die leuke glibberige klontjes in het gras waren gevonden. Wat dat wel zou kunnen zijn. Leuke glibberige klontjes in het gras. Na een poosje vragen en nadenken kwamen we er uit. Het zou wel eens sterrenschot kunnen zijn. Toen ik een foto van een klompje sterrenschot liet zien, bleek het hier inderdaad om te gaan. Als je weet wat die glibberige slijmresten - want dat zijn het - inhouden, zie ik het leuke er niet van in. Je vindt het vooral in het voorjaar, maar ook wel in de herfst en zachte winters. Soms in bossen, maar ook in weilanden, langs waterkanten en op de hei. Het zijn de onverteerbare resten - de eileiders - van geconsumeerde kikkers die door vogels of roofdieren zijn uitgebraakt. Ik heb de klontjes zelfs meermalen op afrasteringpalen gevonden en dan kun je met bijna honderd procent zekerheid zeggen dat dit het werk is van een Buizerd. Je kunt heel veel verscheidenheid aan braakresten vinden. Heel bekend zijn uilenballen, maar er zijn veel meer vogels die braakresten achter laten. Het zijn samengedrukte voedselresten van vogels of dieren die onverteerbaar zijn. Zo vonden we kort geleden nog prachtige braakresten van de Geelpootmeeuw, die bijna geheel bestonden uit resten van kleine krabben. Het was op een afgelegen stil strand (waar vind je dat nog) waar de vogels regelmatig naar voedsel zoeken. Dit was nu toevallig de Geelpootmeeuw, die we daar dan ook massaal zagen, maar het zou even goed van de Mantel-, Zilver- of Stormmeeuw kunnen zijn. Maar dat het bijna allemaal resten van kleine krabben waren, vond ik wel heel bijzonder. Soms zaten er ook stukjes schelp in en zelfs werd in een braakbal een stuk glas gevonden. En dat vind ik dan weer zo jammer. Dat men flessen gewoon stuk gooit in de natuur. Ook in bossen vind je soms stuk gegooide flessen. Wat heeft dat voor zin. Schelpen en slakkenhuizen lossen na verloop van tijd op, maar glas niet. Schelpen zijn dan ook natuurlijke elementen, kunstmatig gefabriceerd glas niet.
Graag vind ik ook een lijstersmidse. Op het erf rond het huis waar we voorheen woonden, wemelde het van de Segrijnslak. Regelmatig vond ik op de tegels een plek van soms wel een meter in het vierkant met allemaal kapot geslagen huisjes van deze slakken. Dat was dan weer het werk van een lijsterachtige, die we ook veel op het erf hadden. Waren het op ons erf voor een groot deel exemplaren van de Segrijnslak, in het bos lijkt een dergelijke lijstersmidse vaak een kleurig palet. Dit omdat het dan een veel grotere verscheidenheid aan slakken soorten betreft. Slakken zijn voor lijsters een heel rijke voedselbron.
«« terug naar overzicht | « vorige column | volgende column » |