Het is in de tweede week van februari. De grond is hard bevroren. 's Nachts matige tot strenge vorst, overdag tegen het vriespunt, of net dooiweer in de zon. De sneeuwklokjes stonden een maand geleden al met hun knopjes klaar om tot bloei te komen. Toen kwam de winter terug, een kwakkelwinter. Velen staan nog in knop, maar er zijn die schichtig proberen te bloeien. En dan met die vorst. Maar daar hebben ze een oplossing voor. 's Morgens, na een nacht strenge vorst zie je dat ze zich hebben laten omzakken op de grond, ze zijn slap. Maar als de temperatuur het toelaat, als de zon de aarde opwarmt, dan komen ze langzaam weer overeind, dan ontluiken de knopjes alsof er niks gebeurd is. Bij die tijdelijke slechte omstandigheden laten ze het vocht uit de cellen de vrije loop gaan, zodat ze minder kwetsbaar zijn, en bij gunstige omstandigheden nemen ze dat weer op. Dan staan de klokjes weer fier te bengelen in de wind. Sneeuwklokjes zijn een van onze stinzenplanten. Geen plantenfamilie, maar soorten die hier in het verleden door de mens zijn ingevoerd, veelal van zuidelijke landen. En nu horen ze er bij, waarschijnlijk al meer dan vierhonderd jaar. Niet alleen in het gazon of tuin, maar ook verwilderd in bossen of duinen.
Dertien februari, ik moet naar Leeuwarden, en dan kan ik het meestal niet laten, en rij even langs Rauwerd. Daar is het bekende bos waar eens een Friese stins heeft gestaan, Jongemastate. Hier staan in het prille voorjaar, soms al in het laatst van januari Winterakoniet in bloei, tenminste als het klimaat wat mee werkt. Meestal bloeien ze in februari of maart. Hoe zou dat nu zijn met die strenge vorst bij nacht. De grond is hard als ik door de zware deur het terrein op stap. En ja hoor, ze staan er. De zon schijnt niet, de meeste bloemen zitten dicht, een enkele is half open. Maar ze zijn er, maar de planten op zichzelf zijn nog klein. Als de dooi invalt, zal dat snel veranderen. En dan gaat er wat door je heen. Ondanks de kou, het voorjaar is al begonnen. Overal staan ook hier sneeuwklokjes. Mijn bloed begint sneller door mijn aderen te stromen, een van de mooiste tijden van het jaar breekt aan. Ga maar eens kijken, die prachtige gele bloemen. En ben je te laat, geen probleem, want de planten hebben ook schitterende bladeren, en niet te vergeten, die mooie zaaddozen later. En als de winterakoniet is uitgebloeid verschijnen er andere stinzenplanten, tot in juni kun je er terecht.
In bossen en houtwallen staat de hazelaar in bloei. Veel wandelaars zullen genieten van die mooie manlijke katjes die bengelen in de wind. Maar slechts een enkeling zal zich de moeite getroosten om te zoeken naar de vrouwelijke katjes, die kleine rode knopjes waar in de nazomer de hazelnoten gezocht moeten worden. Wat zijn deze mooi, maar je moet er een vergrootglas bij hebben om ze goed te bekijken, met de kleverige rode stempels die er uit steken. En als u dan toch een vergrootglas in de handen hebt, kijk dan ook eens naar dat manlijke katje waar achter elk schubje een bloempje zit met meeldraden.
Zo staat er in het laatst van januari een berichtje op onze e-mail dat er op de "Froskepolle"veel rode kelkzwammen staan. We hebben er wel 500 vruchtlichamen geteld meldt de schrijver, maar er zullen vast nog meer zijn. Wij de volgende morgen er direct heen dus, want rode kelkzwammen zijn mede een van de mooiste zwammen die er zijn. En zo vaak zie je ze niet. Deze groeien juist in de winter, vaak na een vorstperiode. En in onze omgeving komen ze maar op weinig plaatsen voor. Elzevier beschrijft ze als zeer zeldzaam in Nederland, en in België zeldzaam. En dat ze in de winter en het voorjaar te vinden zijn. De eerste die ik ooit gezien heb was eind november, wel heel vroeg, en de laatsten begin april, maar die waren niet mooi meer, zeg maar het waren restanten. Een Belg vertelde me eens tijdens een excursie, dan moet je bij ons in februari in de Ardennen zijn, je ziet de rode kelken overal boven de sneeuw uitkomen. Nu moesten we een paar jaar geleden in februari in de Ardennen zijn. We hebben gekeken, maar er lag zo'n 20 centimeter sneeuw, daar staken ze niet boven uit. De naam zegt hoe de paddestoel er uitziet, het is een kelk op een korte steel die van binnen helrood is. Aan de buitenkant meer bleker. De steel is licht van kleur. Vaak zie je deze niet, daar die in het mos staat. Ze groeien op dood loofhout, vaak hout wat al enkele jaren op de grond, of half onder de grond begraven ligt. Vaak ligt dat hout er ook al zo lang dat het met mos begroeid is. Vooral in de winterse sfeer, en die rode kelk, en als er dan ook nog een aantal bij elkaar staan, zijn deze paddestoelen een prachtig gezicht. Daar hebben we best een ritje voor over naar de "Froskepolle". We hebben dezelfde avond nog een bedankje verstuurd naar melders. Maar er groeiden ook nog andere zwammen. Er was ook gemeld dat er judasoren op hout groeiden. En dat het hele grote moesten zijn. We hadden ze op het zelfde tijdstip thuis ook op vlierstammen staan, en het moesten al grote zijn zouden ze die van ons evenaren. Ik had ze ook nog nooit zo groot gezien zoals we ze deze winter op ons erf hadden, en die van de "Froskepolle" konden er ook niet aan tippen. Dan stonden er nog heel veel fluweelpootjes, ook hele mooie. Ook deze groeien in de winter. Ook die hebben we ieder jaar op ons eigen erf. En niet te vergeten donsvoetjes, en die zijn in deze tijd beslist niet minder mooi dan in de herfst of zomer. Deze waren wel heel mooi. En dan nog die gele trilzwam, of de eikentrilzwam. Wat een wondere zwammen. Zo vonden we 17 soorten, toen zijn we maar naar huis gegaan. Het was een koude dag met later winterse buien. We waren tenslotte gekomen voor de rode kelkzwammen, en die waren mooi. We zijn maar niet gaan tellen, dat hadden anderen al voor ons gedaan. Dus u weet het, wilt u mooie rode kelkzwammen zien, maak dan een wandeling op de "Froskepolle". Ze zullen er vast wel staan tot in maart, misschien wel tot april, want er waren nog veel jonge exemplaren bij.
Op de weg ligt en doodgereden haas. Naast de weg is een smalle strook grasland, wat grenst aan een boswal. Op een tak zit een buizerd, zijn blik gericht op de dode haas. Dicht erbij zitten wel drie zwarte kraaien, ook hun blik is gericht op het kadaver. Allemaal zijn ze er klaar voor, wachtend op het moment tot de kust veilig is om op het aas toe te schieten. Langzaam ben ik een eindje doorgereden, maar nee, dit komt niet goed. Ik zet de auto in de berm en loop terug. De haas is wel heel goed geraakt, het is een en al bloed, eigenlijk te vies om aan te pakken. Het zal nog maar pas gebeurd zijn, hij is nog warm. Ik pak hem op en slinger hem over de sloot in het gras. Laten de vogels het daar maar uitvechten wie er van smult, maar niet op de weg. Meerdere malen gebeurt het dat bij een doodgereden dier of vogel door het verkeer nog meer slachtoffers vallen. Maar ook voor de automobilist kan het gevaarlijk zijn, want er wordt hard gereden. Ik rij door, het is een drukke weg, maar zie in gedachten de afloop van het tafereel al voor me. De kraaien zullen als eersten bij de haas aankomen, maar de buizerd zal ze vast weg jagen, en als eerste zich te goed doen aan de nog bijna warme maaltijd. De kraaien zullen op een afstandje toekijken en rondjes er omheen lopen. Als de buizerd naar behoefte heeft verorberd, en de plek verlaat, zullen de kraaien toeschieten, er is dan nog voldoende voor hen over. Ik heb dat vaker gezien, eksters en kraaien zijn de eersten, maar als een buizerd op het toneel verschijnt, zijn ze genoodzaakt om het veld te ruimen.
Geniet van de natuur, zo lang er nog natuur is.
«« terug naar overzicht | « vorige column | volgende column » |