Stinzenplanten, waar komt die naam vandaan?

Als ik dit schrijf is het april en dat is de maand dat de meeste soorten van deze groep planten bloeien. Het is beslist geen plantenfamilie, maar een allegaartje van verschillende soorten die in het vroege voorjaar bloeien. Veel plantenliefhebbers maken jaarlijks in het prille voorjaar een tochtje langs de gebieden waar ze groeien en bloeien. Wij - mijn vrouw en ik - horen daar ook bij. Ik heb ook wel eens een excursie geleid in zo’n gebied. Maar waar komt die naam nu vandaan en hoe zijn de planten in ons land terecht gekomen. Velen hebben er geen idee van.

 

Elite

De Stinzenplanten of Stinzenflora hebben hun naam te danken aan de stinzen die vooral op de kleistreken in Fryslȃn te vinden waren. Het waren de luxe woonsteden van de rijke elite.
Er is nog maar weinig van over. Van wat er nog over is, zijn voor het grootste deel restanten, of een gebouw in oude stijl ter vervanging. Eigenlijk is er nog maar één stins over, hoewel ik nauwelijks durf te schrijven van een echte stins. Dat is de Schierstins bij Veenwouden. Maar door bouwwerkzaamheden, onderhoud en restauratie, is er van de planten veel verloren gegaan. Of er van de Bosgeelster die er in het verleden stonden nog wat over is, daarover heb ik mijn twijfels. Een aantal jaren geleden ben ik er speciaal een keer heen gereden om er foto’s van te maken. Toen waren er al niet zo veel meer en er waren al verscheidene vertrapt.

 

Kruisridders

Gevlekt longkruid
Gevlekt longkruid

Het woord stinzen is weer afgeleid van steen, stenen huizen. Vaak waren die bouwwerken maar deels van steen, voor de rest was het opgetrokken van hout. Maar hoe die mooie plantjes hier terecht zijn gekomen, daar hebben velen hun gedachten over laten gaan. Er werd beweerd dat de kruisridders ze mee hadden genomen uit het verre zuiden of oosten om hun echtgenotes daar mee te verrassen, maar dat is al lang weer achterhaald. Er wordt gedacht dat vrouwen van adellijke bloede die trouwden met dito Duitse mannen, of net andersom, die sierlijke plantjes mee terug namen naar hun land. Stinzenplanten is wel een echte Friese naam, maar ze komen niet alleen in deze provincie voor, ze groeien en bloeien bijna in alle delen van Nederland. Ook in andere landen kun je ze vinden zoals bijvoorbeeld in Denemarken. Er werd ook wel gedacht dat ze hier als geneeskrachtige planten waren binnen gekomen, maar ook dat is door kenners verworpen. Voor sommige planten ligt de oplossing in het feit dat ze niet zo ver over de grens in het buitenland van nature wel voorkomen. En misschien in lang vervlogen tijden ook wel in ons land, vooral in het zuiden. Maar meerdere soorten komen in het midden en zuiden van Duitsland voor, in Frankrijk, of nog verder naar het zuiden.
Sommige verspreiden zich door zaad dat veelal gemakkelijk verspreid wordt door de wind, vogels, insecten of andere dieren. Anderen doen dat door middel van bollen of wortelknollen. Dan wordt het verspreiden over grote afstanden al moeilijker.

 

Sneeuwklokjes

De eersten die in het prille voorjaar in bloei komen zijn de Sneeuwklokjes met een wel heel toepasselijke naam. Ze staan naar de omstandigheden van het weer soms al in januari in bloei. Maar dat heeft als nadeel dat ze ook als eersten weer uitgebloeid zijn. Hun oorsprong ligt in het midden en zuiden van Duitsland en aangelegen gebieden over de grenzen. Tijdens hun hele bloeiperiode kan er elk moment een vorstperiode invallen, maar bevriezen doen ze niet. Daar heeft de natuur zelf een middel tegen gevonden. Let maar eens op, als het begint te vriezen worden de mondjes in de huid open gezet en laten ze het vocht in de blaadjes en stengels hun vrije loop in de buitenlucht gaan. Je ziet dan dat de blaadjes en de stengel slap worden en ombuigen naar de grond. Als de vorstperiode over is sluiten de huidmondjes zich en de blaadjes en stengels vullen zich weer met vocht en komen weer overeind. Dan zijn er ook zogenaamde dubbele Sneeuwklokjes, dat zal een kweekvorm zijn. Verder zijn er in Noord Holland in de duinen hele grote, forse Sneeuwklokjes. En wat hebben ze een namen, niet alleen veel, maar ook vreemde zoals Neakene wyfkes, Neakene mantsjes, Nakene meisjes, hoe komen ze er bij. Dan klinkt Liderke of Mearteblomke wat netter, al zegt me dat weinig.
Een plant die misschien wel op een Sneeuwklokje lijkt, maar bij nader inzicht toch heel anders is, is het Lenteklokje. Deze komt veel minder voor, maar is een hele mooie plant. Over het algemeen zijn ze wat later dan de Sneeuwklokjes. Ze staan ook wat korter in bloei dan de Sneeuwklokjes. Ze laten zich ook niet zo gemakkelijk overplanten naar een andere plek. Wij hebben ze vanwege de verhuizing twee keer meegenomen, de eerste keer kwamen ze traag weer op gang, de tweede keer ging het vlotter.

 

Bostulpen

Bostulp
Bostulp

Bostulpen zijn ook wat later, soms pas aan het einde van april of zelfs in mei. Verwar ze niet met andere tulpen uit het tuincentrum, meestal met grotere bloemen en andere kleuren. Bostulpen zijn maar schrale planten met kleinere bloemen dan de gekweekte uit de tuincentra. Ook de bladeren zijn kleiner, smaller en dun. Maar die zie je wel in overvloed groeien. Soms zie je een plek waar het één en al bladeren zijn, maar geen enkele bloem. Ach, dan zien we een volgend jaar wel weer.

 

Haarlems klokkenspel

Holwortel
Holwortel

De mooiste plek waar ook de meeste soorten Stinzenplanten groeien vind ik wel bij Martenastate bij Cornjum, wat zo’n zes kilometer ten noorden van Leeuwarden ligt. En dan ligt Martenastate een beetje achter de kerk. Hier heeft de oude stins gestaan, maar niet het zelfde gebouw wat er nu sinds het begin van de vorige eeuw staat. In 1899 is de eigenlijke stins afgebroken, maar er is weer een schitterend gebouw voor terug gekomen op de zelfde plek. Ik vind dit het mooiste gebouw van Fryslȃn. Er wonen twee gezinnen in. In mei staat daar het Haarlems klokkenspel in bloei, aan de brede sloot achter het gebouw en aan beide kanten van het pad. Eigenlijk is het een Knolsteenbreek met dubbele bloemen. Verder zijn hier Aronskelken, ook laatbloeiers en Wilde tulpen. Maar ook de andere soorten die eerder bloeien zijn daar te vinden.

 

Wat doe je met een dode Das

Das. Verkeerslachtoffer
Das. Verkeerslachtoffer

Een paar weken geleden werd ik op een avond gebeld door een dorpsgenoot met die vraag. Hij had die vraag ook gekregen van iemand die een aangereden dode Das langs de weg had gevonden. Ik wist er wel raad mee. Bij het ’Natuurmuseum Fryslân’ willen ze dieren en vogels, als die toch eenmaal dood zijn, graag hebben. Toen kwam de vraag of ik me daar verder mee zou willen redden. En zo werd ik een poosje later gebeld door de man die het aangereden dier dood had gevonden. Hij had keurig de plek waar hij hem gevonden genoteerd met het nummer van het kilometerpaaltje er bij.
Ik was van plan geweest om de volgende morgen vroeg te vertrekken naar een paar natuurgebieden. Als ik er zo een hele dag op uit ga wil ik er zijn als de zon op gaat komen, en dan moet je vroeg zijn. Tijdens de lange dagen is dat heel vroeg, maar dat zijn voor mij de mooiste dagen. Ik had de auto al bepakt met spullen die ik nodig zou zijn om foto’s te maken, maar heb het meeste er maar weer uit gehaald want ik kon ook niet zo vroeg bij die mensen komen.
En zo reed ik de volgende morgen een erf op waar ik mijn ogen uitkeek vanwege de mooie grote tuin die de mensen hebben. Even verder zag ik voor de garagedeur een deken liggen, daar zou de das vast onder liggen wat later ook zo bleek te zijn. De man kwam me al tegemoet en begon direct te vertellen over hun tuin met voor het grootste deel exotische planten. Het was een groot erf, maar achter het huis hadden ze ook nog een grote tuin met een grote vijver waar op de oever Wilde eenden zaten te broeden. Hier kregen ze ook wel bezoek van Ringslangen, eens drie tegelijk. Ik kom er vast nog eens terug met mijn vrouw als alles in bloei staat.

En zo vertrek ik met de dode Das naar het museum in Leeuwarden. Onderweg stop ik nog even op een parkeerplaats waar ik het dode dier in het gras leg om er een foto van te maken.
De conservator is blij met het dode dier. Ja, hij is jammer genoeg dood, maar nu hebben we er nog wat aan door er onderzoek aan te verrichten, zegt hij. En wat doen jullie er mee? vroeg ik hem. Wordt hij opgezet of wordt er een balg van gemaakt. Ze hebben al een paar van deze geprepareerde dieren, dus zou hij er verder nog over nadenken. Balgen worden alleen gebruikt voor studiedoeleinden, hetzelfde kunnen ze ook doen met opgezette dieren. Maar balgen nemen voor het bewaren veel minder ruimte in. Dat geldt vooral voor vogels. Een balg is eigenlijk het zelfde als het prepareren van de huid, kop en poten wat de bewerking aangaat. Dan wordt de huid met de hals en kop vooruit en de poten achteruit gedroogd, en naderhand opgeslagen in grote ladekasten die in een ruimte staan met klimaatbeheersing. Dat wil zeggen de meest gunstige temperatuur en vochtvrij.

 

Nooit genoeg

Opgezette Das
Opgezette Das

Ik kwam er eens met een jonge Spreeuw die ik dood op de weg vond. Ik had al vaker dode Spreeuwen mee genomen. Nu heb je zeker ook wel genoeg zei ik tegen de conservator. Al zou je met honderd komen, dan zou ik nog blij zijn, was het antwoord, want er zijn geen twee gelijk.
Laden vol met balgen van vooral vogels liggen er zo in de kelder van het museum. Regelmatig komen er specialisten om er onderzoek aan te doen. Dagen aaneen zitten ze met hun microscoop in die kelder. Vooral aan de veren en haren kunnen ze al veel zien aangaande de gezondheid van vogels en dieren. Dus wie een dode vogel of dier vindt, gooi hem niet in de afvalcontainer, maar neem contact op met een natuurmuseum. Dat hoeft niet direct. Wij doen zoiets in een plasticzak in de diepvries en bij gelegenheid nemen we ze mee. Er wordt dikwijls een dood dier of vogel bij ons gebracht. Wij zorgen er voor dat deze dan bij het museum komt.

 

Steenmarter

Eens kwam iemand bij ons die vertelde dat hij een groot, dood dier gevonden aan een weg, Hij had het echter laten liggen. Het was dicht bij ons in de buurt. Wij er dus heen om het dier te halen. Ik pakte het beest op, maar het stonk verschrikkelijk. Hij had er dus al een poos gelegen. Die kon niet naar het museum. Ik heb hem in een plastic zak gedaan welke ik altijd in de auto heb liggen. Zo werd de man ook gewaar hoe een Steenmarter - want dat was het - er uit ziet. Thuis werd een gat gegraven en dat was het einde van de marter.

 
Hans Baron (mei 2012)

«« terug naar overzicht« vorige columnvolgende column »