Ze werden vergruisd, uitgemoord, en vogelvrij verklaard, maar hielden het hoofd boven water. Aalscholvers. Wie kent niet dat silhouet van een rustende vogel met zijn vleugels afhangend uitgespreid in zon en wind, zittend op een tak die boven het water uitsteekt, een boomstronk, een keisteen, of gewoon op de oever om op te drogen na een zwem en duikpartij op voedsel.
Dat silhouet wat de aalscholver zo eigen is, wat je nog slechts bij één andere vogelsoort ziet, de slangenhalsvogel. Maar die kennen we hier niet. In vroegere jaren kenden we aalscholvers hier ook bijna niet, ze werden in ons land zo goed als uitgeroeid. Daar voor weer hoorden ze bij ons waterrijk land, maar de vissers meenden dat het hun concurrenten waren, daar deze vogels alleen van vis leven. De aalscholvers moesten van de aardbodem verdwijnen. Maar van wie is die vis. Heeft de aalscholver er niet even veel recht op dan de mens? Niet alleen in ons land, maar in heel veel landen werden aalscholvers vervolgd, en van hun leven beroofd.
Dat silhouet van die rustende vogel met de vleugels wijduit geslagen, al hoe vaak ik het zie, altijd vind ik dat weer een bijzonderheid. Ik blijf er bij staan en kijk er naar. Waarom toch die houding. Als je een aalscholver ziet zwemmen, liggen ze altijd diep in het water. Veel dieper dan eenden, ganzen en zoveel andere watervogels. Als ze in het water zijn, zijn ze er vaak meer onder dan er boven. Daar moeten ze hun prooi wat bestaat uit vis halen. Daarvoor moeten ze goed kunnen duiken en snel zwemmen. Daarom hebben ze in tegenstelling met de meeste vogels geen holle, maar massieve botten om zwaarder te zijn, om zo gemakkelijker onder water te kunnen blijven. Een duik duurt meestal zo'n twintig seconden tot een halve minuut. Ze stoten zich in het water met beide poten tegelijk vooruit, met de lange staart sturen ze. Ze kunnen duiken tot een meter of acht, maar er zijn soorten die het tot dertig meter halen. Met de Galapagos aalscholver die niet kan vliegen zijn er 28 soorten. De soort die bij ons voorkomt wordt meestal aalscholver genoemd, ook wel grote aalscholver. Eigenlijk is dat een ondersoort die meer bij zee voorkomt. Ze komen voor van de westkust van Ierland tot in China, een stukje aan de oostkust van Noord Amerika, een deel van Afrika, en zelfs in de kustgebieden van Australië en Nieuw Zeeland.
In hun gedrag zijn aalscholvers drukke vogels. In groepen komen ze aanvliegen naar hun visgronden. Daar ploffen ze in het water en blijven even rondzwemmen met de kop schuin omhoog gericht, en maar kijken, alle kanten uit. Dan zijn ze ook niet schuw, je kunt ze dicht benaderen. En dan kijken ze naar je met die grote ogen, alsof ze zeggen, zie je dat ik er ook ben. En dan begint het duiken, af en toe even boven komend om lucht te happen, en weer onder water. Ze zijn ongeveer 400 gram vis per dag nodig, wat neer komt op een kleine 150 kilo per jaar. Na het beëindigen van het vissen moeten ze de veren drogen. Ze hebben geen vetklieren waarmee ze hun verenpak kunnen insmeren zoals eenden. Het water dringt dus in hun veren. Daarom zie je ze in die vreemde houding met de vleugels uitgespreid ergens in de wind en zon zitten. Het beeld wat de aalscholver zo eigen is.
Ze maken een groot nest van takken, net een reigernest. Om dat te bouwen breken ze takken van de bomen af waar sommige mensen wel eens een hekel aan hebben. Ook stelen ze de takken en andere bouwmaterialen uit de nesten van de buren als die er even niet zijn. Maar op een moment als er niet opgelet wordt halen de buren het terug, of een nest van een ander paar wordt geplunderd. Het is aardig om naar dat drukke halen en wederhalen te kijken. Sommige nesten worden weer even snel afgebroken als de eigenaars het opbouwen. En ruzie, o ja dat hoort ook deze gemeenschap thuis. En daarna gaan ze weer in colonne op voedseltocht. Ook dat is een komen en gaan vanuit het aalscholverbos. Door het voedsel wat ze eten hebben aalscholvers scherpe mest. Nu is vogelmest vruchtbaar als het oud is, denk maar aan de guano wat per scheepsladingen van over de oceaan werd gehaald om als mest te gebruiken. Maar als het vers is, en in grote massa is het giftig. De bomen waar de aalscholvers in broeden gaan er aan dood. Het is een proces van langzaam afsterven. Daar hebben ook de vogels een hekel aan, aan die kale dode bomen. Daarom zoeken ze steeds nieuwe, en liefst de hoogsten. Zo verplaatst een aalscholverkolonie zich door de tijd der jaren langzaam door een bos. In die grote ruige takkennesten worden drie, soms vier blauwgroene eieren gelegd. Het kunnen er enkel ook wel eens meer zijn, waar gedurende vier weken beide ouders afwisselend op broeden.
In landen in het verre oosten van Azië worden aalscholvers getemd om vis voor hun baas te vangen. Dit gebeurt meestal in het nachtelijke duister. Ze varen met een boot uit op een rivier waar ze voor op een felle lamp mee voeren. Met een grote reflector schijnt die in het water. Daar komen de vissen dan op het licht af. De aalscholvers hebben een koordje of riempje om hun hals zodat ze de vis wel in de keel krijgen, maar niet kunnen doorslikken. Alleen de kleine die voor de baas te klein zijn kunnen er door. Aan één van de poten hebben ze een lijn waarmee ze aan de platte boot vast zitten. De meeste vissers hebben vier of vijf aalscholvers op hun dek. In China hebben we er eens een nachtrust aan opgeofferd om van deze wijze van visvangst getuige te zijn. Met een boot zijn we bij enkele vissers die hiermee bezig waren in een rivier gaan liggen. We vonden het een ruwe manier hoe ze met de vogels omgingen. Ze werden aan de lijn aan een poot uit het water getrokken, bij de achterpoten gepakt en met de kop naar beneden boven een mand geschud tot de vogel de vis los liet en in de mand viel. Liet de vogel zijn prooi niet los, dan werd deze op een barbaarse wijze uit de keel getrokken. De vogels werden vervolgens weer in het water gegooid, of op het dek gezet en later met de voet overboord geduwd of geschopt. Het noodlot van een dier als zoveel, welke diensten voor de overheersende mensen moeten verrichten.
Mijn noodkreet voor de grote zwarte vogel met zijn ruwe gehaakte snavel, laat ze met rust. Al meent de visserman dat hij zijn concurrent is, en daardoor schadelijk, de waarheid kan wel eens tegengesteld zijn. De aalscholver draagt bij aan een natuurlijke selectie aan het waterleven. Ze dragen bij aan een gezonde visstand. En ook dit dier heeft recht van leven op onze aarde. En is het geen prachtig gezicht om deze vogels te zien zwemmen, duiken, en na het binnenhalen van hun dagelijkse kost te zien rusten in die vreemde houding. Dat silhouet waarbij ik stil blijf staan, waar ik maar geen genoeg van krijg.
«« terug naar overzicht | « vorige column | volgende column » |