De een zijn dood, een geschenk voor de ander

Boerenzwaluw
Boerenzwaluw

Hoog in een aantal dode bomen zitten met het mooie weer af en toe tientallen zwaluwen, zowel Boerenzwaluw als Huiszwaluw. Het is een mooi gezicht. Af en toe vliegt er weer een groepje op, om naar nog groter hoogte te stijgen dan de bomen al zijn en waar ze beginnen rond te cirkelen op jacht naar insecten. Het lijkt bijna onwaarschijnlijk dat er op die hoogte voldoende insecten zijn voor al die tientallen vogels. Met hun snaveltjes opengesperd vliegen ze met grote snelheid en vangen de insecten als een paling in een fuik.

 

Negen maanden in de lucht

Soms zijn er ook Gierzwaluwen, die vliegen nog hoger dan de genoemde twee soorten, dus ook daar zullen nog insecten zijn. Gierzwaluwen gaan overigens niet in de bomen zitten. Dat kunnen ze ook niet. Ze hebben maar hele korte pootjes en de vier tenen staan recht vooruit. Dat zijn eigenlijk klauwtjes waarmee ze zich tegen een steile muur vast kunnen houden. In ons land nestelen ze op daken onder de pannen. Dat is sinds de mensen van hun schamele hutten overgingen om huizen en grotere gebouwen te gaan bewonen. Voor die tijd waren er geen nestgelegenheden voor deze vogels en kwamen ze hier dan ook niet voor. Toen leefden ze in berggebieden, hadden hun nesten in rotsspleten en kloven. Maar helaas, wij hebben geen bergen en geen rotsen. Gierzwaluwen komen niet op de grond. Tijdens de broedcyclus komen ze alleen met aardse omstandigheden in aanraking daar waar ze hun nest bouwen. Verder gebeurt alles in de lucht. Daar zoeken ze hun voedsel in de vorm van insecten door hun snavel open te sperren. Slapen doen ze ook op grote hoogte in de lucht. En om te drinken gaan ze niet bij een waterplas of aan de oever van een sloot staan, maar vliegen ze laag over het water en scheppen het er zo in de vlucht uit met hun snavel. Hun nestmateriaal zoals grasjes, veertjes haar en ander los zwevend materiaal, verzamelen ze ook tijdens hun vlucht. Zo veel zijn ze ook niet nodig, ook het paren gebeurt zelfsop grote hoogte. Negen maanden verblijven ze in de lucht, komen ze niet op de grond. Van de drie maanden dat ze wel met aardse vastigheden in aanraking komen is dat ook nog beperkt. Het voedsel voor de jongen vangen ze tijdens de vluchten. Dit wordt verzameld in een keelzak en met speeksel tot een bal gevormd die ze aan de jongen geven. Ieder jong krijgt om de beurt een dergelijk balletje. Als er hier een periode met slecht weer is zijn er bijna geen insecten in de lucht, te weinig om de jongen van voedsel te voorzien. Dan vliegen ze ver naar het zuiden waar ze nog wel insecten kunnen vangen. Dan zijn de jongen genoodzaakt om soms enkele dagen te vasten, maar daar zijn ze op ingesteld. Dan liggen ze moederziel alleen in het nest, in de kou. Maar ook daar kunnen ze tegen. Is hun lichaamstemperatuur normaal 38 graden, net zoals bij ons, bij de jonge gierzwaluwen kan het zakken tot enkele graden beneden de 25. De jonge vogels blijven soms wel tot acht weken in het nest en worden door de ouders ruimschoots van voedsel voorzien. Dat moet ook wel, want als ze het nest verlaten, vliegen ze rechtstreeks naar het warme zuiden. Naar Afrika waar ze overwinteren. Nu ik dit zo schrijf verwijt ik me zelf dat ik nog nooit de moeite heb genomen om foto's te maken van een Gierzwaluw.

 

Iepensnuitkever

Iepenspintkever
Iepenspintkever

Maar nu de dode Iepen. Veel vogels, van klein tot groot, maken graag gebruik van de dode Iepen om er te vergaderen en daar vanuit rond te kijken. De bomen zullen vast een veertig jaar oud zijn. De iepziekte is het noodlot van deze bomen geworden. Je kunt het zien gebeuren. In de loop van de zomer worden de bladeren geel en vallen vroegtijdig af. Het volgend jaar komen er soms wel weer bladeren aan, maar veel minder dan normaal het geval is. Het kan ook zijn dat er helemaal geen blad weer aan komt en de boom afsterft. . . Na enkele jaren vallen er stukken bast af, soms hele grote lappen totdat ook de stam helemaal kaal is. Aan de binnenkant van de bast, maar ook op de stam zijn de mooie decoratieve vraatgangen van de larven van de Iepenspintkever te zien. Langzaam beginnen de takken af te vallen tot de stam ook helemaal is afgetakeld. Wij laten deze skeletten mooi staan, er huizen gedurende het hele jaar door veel vogels in. De Iepenspintkever is wel de boosdoener, maar eigenlijk ook weer niet de schuldige. Het zijn vaak de zieke en verouderde zwakke bomen die door het vrouwtje uitgezocht worden. In de schors boort ze een verticale gang, waarin ze de eitjes legt. Als de larfjes uitkomen, beginnen ze te eten, zowel van de bast als het spinthout. Larven die in het midden van de gang uitgekomen zijn, beginnen zowel naar links of rechts, haaks op de gang hun eigen gang te eten. De anderen gaan zowel naar onderen als boven steeds schuiner van de moedergang af te eten. Dat moet ook, want hoe langer ze eten, des te dikker de larven worden en de gang breder. Voor de nodige ruimte in hun gang om elkaar niet in het vaarwater te komen moeten de buitenste steeds verder van het midden af komen. Een wonder in de natuur, want hoe weten die blinde beestjes in het duister of ze nu onder of boven zitten en welke kant ze hun gang uit moeten boren. Aan het einde van de gang gaan ze ontpoppen en boren zich daarna door de bast naar buiten, het licht en de vrijheid tegemoet. Ze vliegen in twee generaties uit, in mei en augustus. Wat wij als mensen nu schadelijk vinden is dat deze kevers sporen verspreiden van een schimmel die de bomen aantast tot in de wortels. Ze verstikken de boom, die dan afsterft, wat bij bosbouwers de gevreesde iepziekte is. Van de andere kant, uit het natuurlijk oogpunt bekeken, is het een proces wat weer andere bomen kans geeft om zich te vestigen. Iepen breiden zich geweldig snel en ook agressief uit als je ze hun gang laat gaan. Wij hebben dat zelf ook ervaren. Ze verspreiden zich door zaad, maar ook via de wortels. Rondom de bomen komen de wortelspruiten uit de grond. Laat je ze hun gang gaan dan wordt het hele erf een iepenbos.

 

Ook schuldig

Wij zijn als mensen ook mede verantwoordelijk voor het verspreiden van de iepziekte. Langs veel wegen werden iepen als wegbomen geplant, wat overigens heel onnatuurlijk was. Ze staan daar mooi dicht bij elkaar en de afstand is heel gemakkelijk door de kevertjes te overbruggen. Zo is het ook met productiebossen gesteld, ook daar staan grote aantallen van de zelfde boomsoort. Het is bewezen dat zowel in het plantaardig als dierlijk leven bij grote concentraties van dezelfde soort op een beperkte ruimte, erg vatbaar zijn voor parasieten en ziekten. In een natuurlijk ontstaan bos - maar waar vind je dat nog in de bewoonde wereld - staan de soorten door elkaar en per soort vaak ver uit elkaar. Een dergelijk bos is gevormd door natuurlijke selectie. Maar wij bepalen in onze bossen wel waar elke boom moet staan. Ach, als ik naar ons eigen erf kijk weet ik dat ik ook verkeerd bezig ben. Dahlia, Hortensia, Vlinderstruik, en nog zoveel meer wat hier niet thuis hoort. Maar als ik het zou willen hebben zoals de natuur het wenst, zou ik alle tuingereedschap moeten verbranden, kreeg ik ruzie met mijn vrouw en zou ik misschien 100 jaar moeten wachten voor het echt natuur is.

 
Boerenzwaluw
Boerenzwaluw

Wat ik mis met het beeld van de zwaluwen is dat ze vroeger in lange rijen op de draden van de elektrisiteitspalen zaten, de draden van de telefoon en centrale radio. Dat is verdwenen, maar in feite was ook dat onnatuurlijk. Nu hebben ze als troost hier en daar nog schrik- en prikkeldraad waar ze gebruik van kunnen maken. Maar onze zwaluwen gaan nu op reis naar het verre Afrika waar nog wel draden hoog tussen de palen hangen en waar onze kleine vogeltjes in lange rijen kunnen zitten te vergaderen over de lange reis die ze hebben gemaakt. Over land, zee en woestijn. Ik hoop dat ze volgend jaar weer gebruik kunnen maken van onze hoge kale skeletten van de dode Iepen.

 
Hans Baron (september 2009)

«« terug naar overzicht« vorige columnvolgende column »